De ideale mbo-school voor generatie Z

Uit de bachelor Facility Management afstudeerscriptie van Wouter Boven blijkt de ideale mbo-school een diverse school te zijn. Studenten wensen diversiteit in studiewerkplekken, meubilair en sfeergebieden. Voor deze scriptie is in opdracht van Drenthe College onderzoek gedaan naar de wensen van studenten ten aanzien van de onderwijshuisvesting en faciliteiten van een school. In dit artikel leest u wat voor studenten de belangrijkste faciliteiten zijn en hoe hun ideale school er uitziet.

De onderzoeksmethode is een combinatie van kwalitatief onderzoek in de vorm van panelgesprekken met 59 studenten van diverse opleidingsgebieden en kwantitatief onderzoek in de vorm van een online-enquête. Voor de panelgesprekken is onder andere gebruik gemaakt van het Kano-model (Kano 1984). Hiervoor is de panelleden gevraagd aan te geven wat voor hen hygiënefactoren (wat vanzelfsprekend is), succesfactoren en wowfactoren zijn.

Lees verder onder de afbeelding

EEN NIET TE GROTE SCHOOL MET EEN PRETTIGE SFEER IS EEN PLEK OM TE LEREN EN AAN OPDRACHTEN TE WERKEN
De voorkeur wordt gegeven aan een middelgrote of kleine school. Van de panelleden geeft 1/3 aan dat de grootte niets uit maakt, mits het aantal studenten in verhouding is met de hoeveelheid ruimte. Ook vindt 1/3 dat opleidingen van elkaar gescheiden moeten blijven. Ruim 80% van de respondenten vindt bij het kiezen van een school de sfeer belangrijk. De uitstraling van de praktijklokalen en kantine wordt het belangrijkste gevonden. Mbo-studenten hebben er geen behoefte aan dat een school een bijzondere omgeving is waar van alles te beleven is, blijkt uit de panelgesprekken. Om deze reden werden ook minder wowfactoren genoemd. Studenten willen niet dat tijdens hun verblijf op school ook externen gebruik maken van de ruimtes en faciliteiten. Uit de enquête blijken de aanwezigheid van voldoende stopcontacten (92%) en het overal toegang hebben tot wifi (74%) een must te zijn. In de panelgesprekken zijn deze zaken als hygiënefactor genoemd. In de werk-/lesomgeving wordt de voorkeur gegeven aan een rustige sfeer met weinig prikkels (50%) en het gebruik van wit met rustige kleuren (60%). Van de panelleden is 1/3 van mening dat de sfeer van de werk-/lesomgeving aan moet sluiten bij het vak. De helft van de respondenten is deze mening toegedaan.

MBO-STUDENTEN HEBBEN MEER BEHOEFTE AAN STUDIEWERKPLEKKEN DAN AAN VERMAAK OP SCHOOL
De afgelopen jaren is in het hbo/wo de trend te zien dat studenten de voorkeur geven aan het werken op school boven thuiswerken. Uit dit onderzoek blijkt deze behoefte ook in het mbo aanwezig te zijn. De behoefte aan faciliteiten om, buiten lessen om, aan opdrachten te kunnen werken is groter dan de behoefte aan vermaak (zie onderstaande tabel). Hoe hoger het niveau, hoe groter de behoefte aan werkplekken en hoe lager de behoefte aan vermaak. Mannen hebben meer behoefte aan vermaak dan vrouwen. Onder studenten Zorg & Welzijn is de behoefte aan werkplekken het grootst, onder studenten Techniek het kleinst. Diversiteit aan studiewerkplekken vergroot de tevredenheid, blijkt uit de panelgesprekken. In de enquête geeft 3/4 aan behoefte te hebben aan overlegwerkplekken en aan (individuele) stiltewerkplekken. Overlegwerkplekken worden door Zorg & Welzijn-studenten het belangrijkst en door Techniek- studenten het minst belangrijk bevonden.

Lees verder onder de afbeelding

Kanomodel wensen ten aanzien van de pauze-/ontspanningsomgeving

DE IDEALE PAUZERUIMTE IS ZOWEL BUITEN ALS BINNEN EN KENT EEN DIVERSITEIT IN SFEER EN MEUBILAIR
Het belangrijkste van de pauzeruimte vinden studenten dat er buitenzitplekken zijn en dat er eten te koop is. Uit de panelgesprekken blijkt dat de tevredenheid toeneemt wanneer het keuzeaanbod in eten groter is. Uit de enquête blijkt dat vrouwen de buitenzitplekken belangrijker vinden dan mannen. Deze behoefte neemt toe naarmate het opleidingsniveau hoger is. Studenten willen dat er rustige kleuren gebruikt worden en dat de pauzeruimte ruim genoeg en licht is. Ook wordt er achtergrond muziek gewenst. Ten aanzien van de sfeer komen veel verschillende suggesties in de panelgesprekken naar voren. Als gewenste sfeer wordt een gezellige sfeer genoemd. Maar vaker nog verschillende nisjes met ieder een eigen sfeer. De helft van de studenten vindt dit, blijkt uit de enquête. Slechts een kleine 10% geeft aan dit juist niet te willen. Voor vrouwen is deze behoefte groter. Studenten wensen diversiteit in meubilair. Een aanbod van hoge, lage, kleine en grote tafels. Onder vrouwen en studenten van hoger niveau blijkt deze behoefte groter te zijn. Er worden ook banken en een diversiteit in stoelen gewenst.

ONDERZOEKSMETHODE
De enquête is uitgezet onder de hele populatie, 7.541 studenten. Niet alle respondenten hebben de vragenlijst volledig ingevuld waardoor de respons varieert van 909/12,1% tot 848/10,8%. Hiervan is 60% vrouw, 39% man. Er is onderscheid te maken tussen de opleidingsgebieden: Techniek (26%), Economie & Dienstverlening (33%) en Zorg & Welzijn (42%). Van de respondenten volgt 50% een opleiding op BOL niveau 4, 17% op BOL niveau 3 en 15% op BOL niveau 2. De uitkomsten zijn hierdoor generaliseerbaar voor de hele populatie en deze subgroepen. Relevante verschillen tussen deze groepen, met een maximaal significatieniveau van 1%, worden in dit artikel benoemd.

Voor meer informatie over het onderzoek neemt u contact op met Wouter Boven:
06-12826465 of wouter.boven@icsadviseurs.nl.