Tijdens het symposium voor afzwaaiend voorzitter Jan van Zijl vanmiddag in Den Haag presenteren de mbo-scholen verenigd in de MBO Raad hun inzet voor de Kamerverkiezingen in 2017. De scholen roepen de politieke partijen op in hun verkiezingsprogramma’s 5 voor de toekomst van het mbo belangrijke punten op te nemen. Scheidend voorzitter Jan van Zijl: “Deze punten dragen bij aan betere voorbereiding van jongeren op hun beroepskeuze, aan een sterkere positie van laag opgeleiden en vluchtelingen op de arbeidsmarkt, aan gelijke behandeling van minderjarige vo-leerlingen en mbo-studenten en aan rust en ruimte voor de mbo-scholen om alle vernieuwingen van de laatste jaren zorgvuldig en ten gunste van de onderwijskwaliteit in te voeren. Daarmee wordt het mbo een nog sterkere partner voor ontwikkeling van economie en samenleving.”
1 – Geef talentontwikkeling een grotere kans door te vroege selectie tegen te gaan
Jongeren in Nederland kiezen al rond hun 12e voor vervolgonderwijs en daarmee een vorm van een beroepsrichting. Jan van Zijl: “Dat vinden veel partijen, waaronder de gezaghebbende experts van de OECD, een slecht kenmerk van het Nederlandse onderwijs. Talent moet alle ruimte en tijd krijgen om zich te kunnen ontwikkelen. Daarom vragen de mbo-scholen de politieke partijen en het nieuwe kabinet vroegselectie tegen te gaan.”
Dit kan met gecombineerde schooladviezen aan het einde van de basisschool, een aanzienlijk langere brugperiode, het tegengaan van categorisering in het voortgezet onderwijs, integratie van vmbo en havo in een voorbereidend beroepsonderwijs en ruimte voor beroepsvaardigheden in het gehele voortgezet onderwijs. Jongeren langer met elkaar laten optrekken kan ook een positief effect hebben op hun begrip voor elkaar en een bijdrage leveren aan het tegengaan van polarisatie.
2 – Breng laag opgeleiden naar een hoger niveau
Het mbo maakt zich zorgen over de groeiende onderklasse van (half of laag) opgeleide werknemers, (gedwongen) zelfstandigen zonder personeel en werklozen in de leeftijdscategorie tussen de 20-30 jaar met een diploma op hooguit mbo-niveau 1 of 2. “Deze laag opgeleiden gaan het op termijn moeilijk krijgen op de arbeidsmarkt door robotisering, verdringing van lager opgeleiden door hoger opgeleiden en het verdwijnen van bepaalde beroepen,“ licht Van Zijl toe. “De mbo-scholen beschouwen het als hun taak om deze doelgroep via een combinatie van leren en werken naar een hoger diploma te brengen. Daarvoor is nodig dat de politiek en het nieuwe kabinet de publiek gefinancierde én private scholen ruimte geeft voor een meerjarige, gecoördineerde actie met werkgevers, UWV, gemeenten die leidt tot extra begeleiding en op maat gesneden opleidingen.”
3 – Maak werk van vluchtelingen
Meer halen uit (tijdelijk) gestrand talent geldt zeker ook voor de mensen die we als vluchteling welkom heten in Nederland. Werk in de beroepspraktijk zorgt voor maatschappelijke emancipatie én acceptatie. Jan van Zijl: “Vluchtelingen verdienen een stevig integratieprogramma van taaltrainingen, scholing en vooral ook werk. Veel regionale opleidingencentra (roc’s) zijn bereid op maat gesneden (voor)programma’s aan deze doelgroep aan te bieden via onder meer inburgering, educatie en duale onderwijstrajecten. Ook hiervoor is een breed pact nodig van overheden, bedrijven en scholen. Dan kunnen scholen er de schouders onder zetten.”
4 – Geef ouders van 16- en 17-jarige leerlingen in het mbo net zo veel financiële mogelijkheden als ouders van even oude studenten in het vo
De mbo-scholen willen graag dat minderjarige mbo-studenten net als minderjarige leerlingen in het vo gratis onderwijsbenodigdheden kunnen krijgen. Nu betalen minderjarige mbo-studenten wel voor hun schoolboeken en directe onderwijsbenodigdheden en hun leeftijdsgenoten in het vo niet.
Met afschaffing van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) is ook nog eens een belangrijke bron voor het bekostigen van noodzakelijke schooluitgaven voor 16- en 17-jarige mbo-studenten weggevallen. Daardoor zijn veel studenten uit financieel minder daadkrachtige gezinnen niet in staat een mbo-opleiding te volgen. Jan van Zijl: “In het belang van talentontwikkeling en het tegengaan van een steeds groter wordende tweedeling in de maatschappij is het belangrijk dat de politiek en het nieuwe kabinet ervoor te zorgen dat deze vergelijkbare groepen leerlingen en studenten in het voortgezet onderwijs en mbo gelijk behandeld worden.”
5 – Wees terughoudend met nieuwe regelgeving voor het mbo
De mbo-sector is, vanaf de totstandkoming van de Wet Educatie Beroepsonderwijs (WEB), steeds verder gereguleerd. “Ook de laatste twee kabinetten hebben daaraan bijgedragen,” zegt Van Zijl.
“Goed nieuws is dat het mbo meer mogelijkheden heeft gekregen voor responsiviteit naar de arbeidsmarkt via bijvoorbeeld gecombineerde leerwegen en keuzedelen. De keerzijde is dat de kabinetten Rutte-I en Rutte-II een imposante hoeveelheid actieplannen en beleidsbrieven over het mbo hebben uitgestort. Daaruit volgden veel regels op de terreinen van bekostiging, verslaglegging, governance, handhaving, kwaliteitsafspraken, indicatoren, taal- en rekenbeleid en macrodoelmatigheid. Er staan nog meer wetsvoorstellen op stapel, over bijvoorbeeld toelatingsrecht, klachtrecht en versterking bestuurskracht.”
De mbo-scholen hebben dringend behoefte aan rust en continuïteit om de grote hoeveelheid vernieuwingen als gevolg van overheidsbeleid adequaat in te voeren. “Daarom doen de scholen een dringend appél op de politieke partijen en het nieuwe kabinet om terughoudend te zijn met nieuwe regelgeving.”
Vanmiddag tijdens het afscheidssymposium voor Jan van Zijl in Den Haag reageren onder anderen hoogleraar economie en bedrijfskunde Alexander Rinnooy Kan, econoom Frank Kalshoven en leden van de Vaste Kamercommissie OCW. Het symposium is te volgen via @mbo2025 en @MBORaad.