Onderwijs als permanente ontwikkeling

Alles is onderdeel van een permanente ontwikkeling en hangt met elkaar samen. Het Japanse concept Ma gaat over de tijd en ruimte tussen mensen die mensen een plek geven. Ons West-Europees mensbeeld is nog geënt op een hiërarchisch piramidale mensvisie. Die tijd is definitief voorbij. Een gesprek met filosoof en pragmaticus Henk Oosterling over relaties, onderwijs en de dingen die ertoe doen.

Tekst Sibo Arbeek Foto’s Kees Rutten

HOE VERHOUDT HET ONDERWIJS ZICH TOT MENSEN EN DE DINGEN?
“Recent gaf ik op het Koning Willem I College in Den Bosch een lezing over hoe je een mbo van deze tijd zou kunnen bouwen. De school is zelf een geslaagd voorbeeld hoe een oude kazerne tot een gebouw voor 21e-eeuws onderwijs is omgebouwd. In dat ontwerp komen geschiedenis en vakmanschap bij elkaar. Er is een verband tussen bouwen en bewustzijn. Gebouwen zijn idealiter plekken waar mensen open relaties aangaan. Je door een ruimte bewegen betekent immers dat je je tot anderen verhoudt die zich daar ook doorheen bewegen. Maar een gebouwde omgeving bepaalt niet alleen zo de relaties van mensen, via de proportionele indelingen van tijd en ruimte wordt ook het zelfbewustzijn van de gebruikers van die ruimte vastgelegd. Kinderen en jongeren brengen vijftien jaar van hun leven in deze gebouwen door. Japanners hanteren een ander ruimte en tijd concept: Ma of het tussen. De verhoudingen tussen mensen spiegelen zich in de ruimte indeling waarbij schuifdeuren een grote rol spelen. Dat begrip markeert een andere tijdruimte beleving die in de architectuur gestalte krijgt. Zo zouden wij ook moeten nadenken over scholenbouw. Wat voor soort relaties wil je stimuleren? Wat voor soort mensbeeld speelt er mee in de afwegingen die in de ontwerpfase worden gemaakt?”

“Natuurlijk blijven taal en rekenen de basis. Maar daaromheen is sporten net zo belangrijk als filosoferen”

“Discussies rond architectuur gaan vaak over duurzaamheid. Maar onze huidige interpretatie van het begrip duurzaamheid is te smal. Fysieke duurzaamheid is slechts een aspect. Het gaat ook om sociale duurzaamheid: hoe leer je mensen met elkaar te communiceren en samen te werken? Hoe wek je interesse en bevorder je wederkerigheid en empathie? Misschien moeten we zelfs over mentale duurzaamheid nadenken. Ik zou dat simpelweg ‘leven lang leren’ noemen. Deze drievoudige definitie van duurzaamheid die ik als ECO3 heb geoormerkt, stemt overeen met wat door de UNESCO de ‘21st Century Skills’ zijn genoemd. Naast de vier C’s – communication, collaboration, critical thinking, creative innovation – valt daar ook ‘life long learning’ onder. En een tweetal nieuwe geletterdheden: media wijsheid en eco wijsheid. Willen we voor het 21e -eeuwse onderwijs bouwen, dan is een beetje decentralisatie hier en daar of een extra vak toevoegen niet voldoende. De gedachte is leuk, maar waarschijnlijk zijn we nog niet sociaal en mentaal geëmancipeerd genoeg om wezenlijke veranderingen door te voeren. Ons onderwijs en de bestuurlijke krachten daaromheen stammen nog uit 19e eeuwse instituties. Maar we leven nu in de 21e eeuw. Om de infrastructurele problemen waarmee het huidige onderwijs kampt, op te lossen is meer nodig. Het roer moet om.”

Lees verder onder de foto

WAT BEDOEL JE PRECIES MET DIE NIEUWE GELETTERDHEID?
“We leven in een gedigitaliseerde, geglobaliseerde wereld. Historisch bezien verandert ons collectieve bewustzijn voortdurend. We zitten nu ingeklemd tussen een achterhaald 19e eeuws beeld waarin – overigens terecht – individualisering voorop stond en een gedigitaliseerde samenleving waarin alles constant verandert en het historisch bewustzijn op de tocht staat. Ook het onderscheid tussen publiek en privé is niet meer zo eenduidig. In een digitale wereld is privé direct publiek, want opvraagbaar bij de provider. Ons morele bewustzijn kan dat allemaal niet aan en reageert met cynisme en uitsluiting. Over toekomstig onderwijs nadenken houdt onvermijdelijk in dat we ons buigen over wat voor soort burgers het onderwijs ‘voorsorteert’. Dat klinkt wat ideologisch, maar dat gebeurt nu in feite ook, alleen wel op basis van een verouderd wereldbeeld. In deze netwerksamenleving werkt alles op alles in. Dit vergt andere skills en een andere ontvankelijkheid dan voorheen. Hoe bewerken mens en media elkaar, hoe werken mens en milieu op elkaar in? Wat zijn ecosystemen en feedbackloops? Kun je dat bouwen? Nieuwe generaties daarop voorbereiden vergt ander onderwijs. We beseffen dat we, om onze wereld leefbaar te houden, straffe beslissingen moeten nemen. Andere keuzes. Wat we nu ‘willen’ wordt grotendeels bepaald door een marktdenken dat ook nog in diezelfde 19e eeuw wortelt. Wat wij willen wordt door deze marktmechanismen voorgesorteerd. Maar dat betekent dat we minstens vijf planeten nodig hebben om voor iedereen dit leefpatroon te garanderen. Het cynisme en de onverschilligheid als reactie hierop is immens.”

“Om de infrastructurele problemen waarmee het huidige onderwijs kampt, op te lossen, moet het roer om”

“Bij mediawijsheid gaat het om de onbewuste effecten van de digitalisering. Daardoor is de verhouding met ons lichaam ook veranderd. Als we het dan over een brede mediawijsheid hebben, dan komt niet alleen het gebruik van communicatiemiddelen zoals een iPhone in beeld, maar ook ons gebruik van transportmiddelen. Wat is de prijs van onze wereldwijde mobiliteit? Zelfs de productie van onze levensmiddelen komt dan in beeld. Mediawijsheid gaat over ander gebruik en gaat dus over in ecowijsheid. In het ECO3 perspectief worden fysieke, sociale en mentale skills als in een circulaire beweging met elkaar verknoopt. Natuurlijk blijven taal en rekenen de basis. Maar daaromheen is sporten net zo belangrijk als filosoferen. De essentie is dat je kinderen skills leert op een schaal waar ze fysiek de effecten kunnen ervaren, zodat ze er zich verantwoordelijk voor voelen. Samenwerken vergt dat je over wat je doet nadenkt. Wij hebben dat ‘doendenken’ genoemd. Het vakmanschap en daarmee de meester-gezel relatie krijgen hierin een circulaire kwaliteit: je bent nooit je hele leven meester en een gezel kan op onderdelen ook jouw meester worden. Leven lang leren betekent dat. Ik heb mijn hele leven open gestaan voor nieuwe ervaringen en inzichten. Als je goed kijkt, veel oefent en gedegen onderzoek doet, is veel mogelijk. Zo heb ik voor Rotterdam Stadshavens integrale gebiedsvisies over sociale duurzaamheid geschreven. Nooit voor gestudeerd. Tegenwoordig leren kinderen hun ouders om met hun iPhone om te gaan. Kinderen serieus nemen in wat ze volwassenen kunnen leren, maakt dat zij meer geïnteresseerd raken. Ze communiceren en participeren effectiever. De erkenning van de kracht van het circulaire denken zou een ander pedagogisch klimaat kunnen scheppen.”

HOE ZIET, TEGEN DEZE ACHTERGROND, DAN DIE NIEUWE ONDERWIJSOMGEVING ERUIT?
Scholen zijn knooppunten in netwerken. Naast ouders, kinderen en docenten participeren daar ook andere partijen in. In 2004 heb ik Vakmanstad in Rotterdam gelanceerd als strategie om vanuit de ECO3 visie vakmanschap weer integraal terug te krijgen in de hele onderwijskolom. De kern daarvan is een ecoen sociale cirkel, waarin alles in elkaar haakt: bewegen, eten, koken, tuinieren, techniek, filosoferen als een brede basis van een nieuwe cultuureducatie. Cultureel bezig zijn is meer dan een museum bezoeken of muziek maken. Het gaat om het besef dat je samen een gemeenschap uitdraagt. Uiteindelijk is aandacht voor zo’n brede cultuureducatie relevant om nieuwe basiswaarden in beeld te krijgen in het onderwijs en meer in het algemeen in het bewustzijn van mensen. Vertaald naar een leeromgeving: hoeveel private en openbare ruimten heeft een school? Hoeveel ruimte schep je voor leerlingen om zich terug te trekken, elkaar belangeloos te ontmoeten of samen te werken? De ecosociale cirkel vereist ruimte om te sporten, digitaal te werken, te tuinieren, te koken, maar ook om analoge techniek te exploreren. Onderzoeken, ontwerpen en ontwikkelen zijn voor een integrale vorming onmisbaar. In het voortgezet onderwijs, met name op Technasia, is dat allemaal al gerealiseerd. Ook in het beroepsonderwijs zou dit meer moeten gebeuren. Leerlingen krijgen opdrachten vanuit het bedrijfsleven en lopen er stage. Maar ook docenten zouden die stages moeten lopen om bij te blijven.”

“We moeten een ander type docenten hebben en dat begint bij hun eigen opleiding”

“Die samenhang tussen doen en denken zou vanaf het begin in het basisonderwijs moeten worden ingezet. Alles draait in de educatie om communicatie en participatie. Dat zijn de componenten van de veel besproken integratie. Gepersonaliseerd onderwijs is een radicalere vorm, waarbij je uitgaat van specifieke interesses en potenties van leerlingen. Digitalisering is de basis maar niet de oplossing. Dat hebben we in de Steve Jobsscholen gezien. Het probleem lag bij de docenten die de benodigde skills niet hadden. Dat zegt iets over de pabo’s. Daar zullen de hervormingen moeten beginnen. Meer salaris voor leraren is mooi, maar helpt niet echt. We moeten een ander type docenten hebben en dat begint bij hun eigen opleiding.”

Lees verder onder de foto



TOCH ZAL ER ALTIJD EEN RELATIE MET EEN FYSIEKE OMGEVING ZIJN

“Natuurlijk. Zeker als je een brede cultuureducatie als basis ziet. Wil je echt aan competenties en skills rond duurzaam vakmanschap werken dan ligt er bij de school een grote tuin, zodat kinderen met natuurlijke ecosystemische processen in aanraking komen; er is een kookfaciliteit annex restaurant, een gevarieerde sportfaciliteit, een goede digitale infrastructuur, maar ook een technieklokaal waar onderzoeken en ontwerpen serieus kan worden aangepakt. Die vijf ruimtes vormen een integraal onderdeel van elke school. Het is de vraag of er nog klassen zijn. Gefaseerde certificering vormt de basis van het nieuwe onderwijs. Mensen zullen op steeds meer levels gaan functioneren. Rollen als meester en gezel zullen in een levensloop afwisselen. Dat is een continu cyclisch proces waarin sociale en economische relaties tussen mensen betekenisvol worden ingevuld. Het nieuwe denken dat daaronder ligt, is er een van cyclische connectiviteit waarbij feed back en feed forward essentieel zijn. Dat leidt niet tot een volledig open, chaotische structuur, want dan loop je energetisch leeg. Begrenzing is nodig, maar die ontstaat van binnenuit – en niet piramidaal van bovenaf – op basis van feedback loops en feed forward reflectie. Leerlingen moeten daarvoor niet gedrild, maar geskilld worden. Een skill is altijd reflectief: doen vergt in de voortdurende verbinding denken. En dit past in het tijdsbeeld: de tijd dat we gebouwen technisch en economisch in veertig jaar afschrijven is voorbij. Alles draait om multifunctionaliteit en hergebruik. Institutioneel zit het oude denken nog wel in onze genen, maar iedereen die met onderwijsland opereert, snapt dat we nu anders moeten plannen.”