De campus als living lab

Alexandra den Heijer is recent benoemd tot hoogleraar aan de TU Delft, faculteit Bouwkunde, afdeling Management in the Built Environment. Ze doet al twintig jaar onderzoek naar campussen en analyseert met Schooldomein de trends: “De ideale campus is een combinatie van vaste stof, vloeistof en gas.”

Alexandra den Heijer is deskundige bij uitstek; afgestudeerd in Vastgoedbeheer bij de faculteit Bouwkunde werkte ze onder meer parttime als adviseur onderwijshuisvesting bij ICSadviseurs en als onderzoeker bij de Rijksgebouwendienst. “De TU Delft is na mijn studie wel altijd mijn thuisbasis gebleven,” vertelt ze. “Ik zie de campus als een verzameling van faciliteiten die nodig zijn om de universiteit te ondersteunen. Zo onderzoek ik ook de ontwikkelingen op de campus in relatie tot het voorzieningenniveau in de stad, waar je steeds meer wisselwerking ziet. In 2016 ging het in ons onderzoek Campus NL, investeren in de toekomst vooral over het huisvesten van toenemende dynamiek in een relatief statische voorraad gebouwen en het herwaarderen van de fysieke campus als karaktervolle, flexibele thuisbasis voor studenten en staf. Ik heb internationaal veel campussen bezocht en op veel plekken zie je eenvormige – vaak gloednieuwe – gebouwen die weliswaar functioneel en flexibel zijn, maar waar identiteit van gebruikers ontbreekt en niemand zich echt thuis voelt. Daarnaast zie je eeuwenoude monumenten in historische binnensteden waar gebruikers alle gebreken accepteren, omdat ze ervan zijn gaan houden. Op basis van al die onderzoeksgegevens ben ik weer naar onze Nederlandse situatie gaan kijken, waarbij ik onze eigen TUcampus, inclusief ons eigen Bouwkundegebouw, als een living lab gebruik om naar het gedrag en beleving van mensen in relatie tot de voorzieningen te kijken.”

Lees verder onder de foto

LECTURES WITHOUT DISTRACTIONS
“In het denken over de gebouwde omgeving op de campus zag je een grijs gebied ontstaan. Ook in dit Bouwkundegebouw werd alles op een gegeven moment dynamisch en flexibel en was er sprake van overprikkeling; er ontbraken rustpunten. Maar terug naar “iedereen een eigen werkplek” wilden we ook niet, omdat uit onderzoek bleek dat die dan grotendeels leeg staat. Dan maar thuiswerken en online studeren? Thuis is er ook afleiding en in de virtuele wereld is het lastig om non-verbale signalen te lezen, die belangrijk zijn voor wederzijds vertrouwen. Elke universiteit worstelt met het vinden van het juiste evenwicht tussen het traditionele, netwerk- en virtuele model. Gaandeweg ben ik voor deze driedeling de metafoor vaste stof, vloeistof en gas gaan gebruiken. Die past beter op de ontwikkeling van de campus, waarbij mensen de moleculen zijn die zich – afhankelijk van hun activiteiten – meer of minder bewegen binnen een organisatie en op de campus. Door die bewegingen te analyseren krijg je meer inzicht in de onderliggende patronen en ruimtebehoefte in de tijd. In 2006 dachten we nog dat de universiteit een virtuele netwerkorganisatie zou worden: 10% traditioneel en 90% als netwerk of virtueel gehuisvest. De opvatting was dat we van bricks naar clicks zouden gaan; iedereen kon immers thuis werken en via collegerama colleges volgen. De campus zou vooral de functionele plek zijn waar je elkaar nog kon ontmoeten en werkafspraken kon maken. Men dacht veel minder vierkante meters nodig te hebben. De gemiddelde vastgoedmanager had als eerste in de gaten dat het zo niet werkte: het bleken clicks èn bricks te zijn, dus niet minder meters.”

Lees verder onder de foto

Vaste stof, vloeistof en gas

SLEEPWET
“Je kunt de situatie op de gemiddelde campus vergelijken met de discussie over de sleepwet. Aan de ene kant delen we ons leven met de Smart Phone – en kunnen we niet meer zonder – en aan de andere kant verzetten we ons tegen het feit dat er ‘big data’ verzameld wordt over ons. Die ambivalentie raakt alles om ons heen. Iedereen zoekt de balans tussen privacy en interconnectiviteit. Je wilt verbonden zijn met de wereld, maar je verlangt ook weer naar de stilte; turn up the quiet. De virtuele universiteit en smart media vervangen vierkante meters niet, maar stapelen ze juist. De campus is ook een thuis, waar waarden en normen zijn, waar je relaties aangaat en die je structuur biedt. Er is weer een hang naar pure stilte omdat stilte schaars aan het worden is. Studenten staan elke morgen rijen dik voor de Library omdat je daar rustig kunt werken; de studieplekken zijn niet aan te slepen; redt ons van de afleiding, van het studieontwijkend- en uitstelgedrag. Ze komen ook naar de campus vanwege de snelheid van het netwerk en omdat daar plekken zijn waar peer pressure is. In collegezalen zie je weer dat het gebruik van laptops en mobiele telefoons als storend wordt ervaren: dus is er een groeiende behoefte aan lectures without distractions.”

REGULAR WORKING HOURS
“In de universiteit van vroeger zaten alle moleculen in een vast patroon. Nu wordt de structuur steeds meer vloeibaar en soms zelfs gasvormig. Die beweging zie je in alle ruimtesoorten of het nu om de collegezaal, de bibliotheek of de centrale kantine gaat. De megarestaurants op de campus met één aanbieder en dezelfde soort voorzieningen zijn niet meer van deze tijd. Vermijd massale kantoortuinen of bedrijfsrestaurants, maar behoud identiteit en creëer intimiteit en maak die karaktervolle ruimtes vervolgens flexibel toewijsbaar. Als ik college geef in het gebouw van de faculteit Luchtvaart en Ruimtevaarttechniek hoop ik in de wandelgangen geïnspireerd te worden door de uitvindingen van beroemde alumni, innovaties in hedendaags onderzoek en recente studentenprojecten. Om trots te zijn op mijn collega’s aldaar, maar ook om een ‘sense of place’ te hebben. Diversiteit en zichtbaarheid zijn belangrijk en dragen bij aan de identiteit van een opleiding, faculteit en universiteit. De rijkheid aan disciplines, de baanbrekende innovaties en de multiculturele, internationale community: ze verdienen allemaal een podium.” Ze vindt de horeca op de campus een goed voorbeeld, met een gevarieerd aanbod – inclusief food trucks – op verschillende locaties met elk hun eigen uitstraling, waar je Indisch of Mexicaans kunt eten. “Het gaat bij het huisvesten van 18-25-jarigen ook om biologische factoren, zoals gezondheid, veiligheid en sociale contacten. Internationale studenten zoeken een tweede thuis, maar studenten zeggen ook steeds vaker: protect us from working day and night. We need regular working hours, discipline and focus. De campus moet ruimte bieden voor zowel inspanning als ontspanning en voor rust en interactie – een huisvestingsopgave van tegenstellingen.”

Lees verder onder de foto

CONTINUE DIALOOG
“Om de toenemende dynamiek te kunnen huisvesten, wil je af van alles vooraf plannen en roosteren. Temeer omdat geroosterde ruimten vaak leegstaan, tot grote frustratie van gebruikers. Vergelijk het met het ‘handdoekje leggen bij het zwembad’: op vakantie ergert iedereen zich hieraan, op de campus ook. Dit was aanleiding voor ons onderzoek naar ‘Smart campus tools’. Met smart sensoring kun je real time registreren waar de drukte en de beschikbaarheid zit, waardoor studenten en medewerkers beter kunnen navigeren naar nog beschikbare vergaderruimtes of stilteplekken. Met smart tools kun je volgen hoe de gebruikersstromen lopen. Alles wat schaars is stuurt de vraag; waar je het restaurant open houdt gaan mensen werken. Maar ook andersom: waar het tijdelijk druk is, kun je een foodtruck plaatsen. Zo gauw er schaarse voorzieningen zijn gaan mensen claimgedrag vertonen, bijvoorbeeld met handdoeken op zonnebedden. Hetzelfde gedrag zie je bij studenten in een bibliotheek; die claimen met boeken een hele dag een plek. Maar als je iets claimt blokkeer je het voor de rest. Smart sensoring of een parkeerschijf zijn oplossingen bij universiteiten. Claim minder, dan heb je meer om te delen en als je alles loslaat blijkt het beter te passen dan je dacht. De ironie is dat je smart tools inzet om the old schools quality te creëren, bijvoorbeeld een stille werkplek zonder afleiding. De paradox is dat je smart interconnectivity nodig hebt om privacy te kunnen garanderen. Hoe volgbaar maak je je community en hoe richt je hem vervolgens in? De schaarse voorzieningen moeten we smart alloceren en tegelijkertijd willen we dat mensen ook vindbaar en traceerbaar zijn. Ik ben daarom niet voor een totale flexorganisatie, maar denk meer in zones met een preferred user. Het is een continue zoektocht naar de verhoudingen, ook in het faciliteren van studie- en werkplekken. Wat bied je aan om je terug te trekken, om te delen en wat bied je virtueel aan voor elke ruimtesoort? De smart tools worden gebruikt om de toewijzing van de voorzieningen goed te regelen en dus niet primair om de efficiency te verhogen. Gebruikers staan centraal en gebouwen zijn nooit de hoofdzaak, maar wel een belangrijk middel om het gebruik maximaal te faciliteren. Die verkenning van wat vaste stof, vloeistof of gas is, vraagt een strategische visie van een opdrachtgever binnen het publiek vastgoed. Het is telkens weer zoeken naar de balans tussen resource efficiency en de kwaliteit van het primaire proces. Een dilemma waarmee elke vastgoedmanager te maken heeft, en niet alleen op de campus.”